Werken in de uitvaartbranche is ‘booming’!
Je hoort steeds vaker dat werken in de uitvaartbranche hét helemaal is, het zou ‘booming’ zijn. Er kan steeds meer, het moet steeds gekker. Aanmeldingen bij vakopleidingen voor uitvaartbegeleider lopen storm, kleine zelfstandige uitvaartondernemingen schieten als paddenstoelen uit de grond. Werken als ritueelbegeleider, uitvaartverzorger, mensen helpen bij van alles rondom de dood, het lijkt allemaal ‘hip en hot’.
Enerzijds lijkt dit inderdaad al een poosje de tendens, anderzijds is de uitvaartbranche de enige die in tijden van ontwikkeling, emancipering en democratisering sinds de jaren zestig fors achterbleef, bijna zelfs stil bleef staan. Maar met het verdwijnen van het stijve en stoffige imago lijkt er dus sprake te zijn van een inhaalslag. Een gunstige als je het mij vraagt. De dood lijkt meer dan ooit bespreekbaar en het besef lijkt alsmaar meer door te dringen tot ons allen dat doodgaan net zo zeer bij het leven hoort als worden geboren. ‘Het mag er zijn’. Niet alleen ontstaat er meer ruimte om na te denken hoe een afscheid invulling kan krijgen, ook is dit van grote invloed op het rouwproces wat daar op volgt. Een proces waar geen eindtijd voor staat en voor iedereen anders verloopt.
Afscheid nemen op geheel eigen wijze zoals de overledene was of zoals het past bij de nabestaanden, betekent ook dat er bewuster afscheid wordt genomen en dat verdriet er zijn mag. Ik vind daar niets ‘hot’, ‘hip’ of ‘booming’ aan. Wel is het hartverwarmend om iets bij te mogen dragen bij een persoonlijk afscheid en een soort van fundament mee op te mogen bouwen voor de mensen die achterblijven en voor wie het leven door zal (moeten) gaan. En ook al noemt de één werken met de dood ‘hot’, ik kan alleen maar zeggen dat mijn hart een sprongetje maakt bij het besef dat we blijkbaar in een tijd leven waarin de dood steeds meer bespreekbaar lijkt te worden en waarin we hopelijk ook steeds meer begrip krijgen voor het gemis, de pijn en het verdriet van nabestaanden. Het zou pas echt ‘booming’ zijn als we eens wat vaker aan elkaar zouden vragen hoe het gaat. Niet alleen in de eerste week, of in die eerste maand of misschien zelfs nog in dat eerste half jaar, maar ook (juist) daarna!
Olga Ω