Wanneer een kleinkind overlijdt, lijden de grootouders op twee fronten: ze rouwen om het verlies van hun kleinkind, en ze voelen de pijn van hun kind. Ze zetten vaak hun rouw opzij om hun eigen kind bij te staan.
De rouw van grootouders heeft eigen kenmerken en is anders dan de rouw om een eigen kind. Ze dient op haar eigen waarde bezien en van eigen betekenis voorzien te worden.
In haar werk als rouwtherapeut ontmoette Maria de Greef zoveel grootouders die zich niet gekend en gehoord voelden in hun verdriet, dat ze besloot dat er meer aandacht voor hen moest komen. Voor dit boek interviewde ze opa’s en oma’s die een kleinkind verloren. De verhalen maken duidelijk hoe moeilijk het is als grootouder met lege handen te staan, maar laten de lezer ook delen in de warmte en troost die er in gezinnen kan zijn.